Elementaire praktijk van de Financiering Niveau 4 - 1e druk 2015
Home | Begrippentrainer > Hoofdstuk 6
Kies oefenmethode
Toon begrippen
Toon definities
Begin
‘Going concern’
Een onderneming die in bedrijf is.
Liquidatiewaarde
De waarde die bezittingen opbrengen bij opheffing van de onderneming.
Liquide middelen
De kas en banktegoeden.
Liquiditeit
Geeft aan in welke mate een onderneming haar kortetermijnverplichtingen kan voldoen met behulp van de vlottende activa.
Rentabiliteit
De verhouding tussen de vergoeding en het vermogen dat deze vergoeding heeft verdiend.
Solvabiliteit
De mate waarin de onderneming aan alle verplichtingen kan voldoen, mocht de onderneming worden opgeheven.
Vlottende activa
Bezittingen die de onderneming snel in geld kan omzetten, zoals de vorderingen op debiteuren en de voorraden. Ook de kas en banktegoeden horen bij de vlottende activa.
Current ratio
Vlottende activa / Kortlopende verplichtingen
Debt ratio
Vreemd vermogen / Totaal vermogen
Nettowerkkapitaal
Vlottende activa – Kortlopende verplichtingen
Quick ratio
(Vlottende activa – voorraden) / Kortlopende verplichtingen
Rentabiliteit eigen vermogen (REV)
Winst / Gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen × 100%
Rentabiliteit totaal vermogen (RTV)
(Winst + interestkosten) / Gemiddeld geïnvesteerd totaal vermogen × 100%
Rentabiliteit vreemd vermogen (IVV of RVV)
Interestkosten / Gemiddeld geïnvesteerd vreemd vermogen × 100%
Solvabiliteitsratio1
Eigen vermogen / Totaal vermogen
Solvabiliteitsratio2
Eigen vermogen / Vreemd vermogen
































van